Menu Sluiten

Levada’s en kliffen op Madeira

Madeira, een vulkanisch eiland, middenin de Atlantische Oceaan. Een plek waar ik eigenlijk al heel lang eens wilde gaan wandelen. Het moet echt prachtig zijn met al die levada’s. En zo ging ik met veel zin op pad. Benieuwd wat dit eiland me weer zou brengen.

We komen aan bij Encumeada, een hotel in het midden van niets. Nou niets… het is er prachtig. Groen, bergen, zonnetje. We klimmen de het pad tegenover het hotel op en komen al gelijk bij een van de beroemde levada’s. Een levada is een irrigatiekanaal dat aangelegd is om water van het natte noorden van het eiland naar het droge zuiden te transporteren. Sommige zijn al honderden jaren oud. Ze gaan zelfs dwars door de bergen en liggen over heel Madeira verspreid.
We volgen de levada naar een restaurantje om te lunchen. Heerlijk, wat hebben ze lekker eten hier. Dat belooft wat!

De volgende dag worden we afgezet op een hoogvlakte Paúl da Serra en lopen we terug naar het hotel. De uitzichten zijn fenomenaal, de hoogvlakte mysterieus (in het regenseizoen schijnt hier gewindsurft te worden). De begroeiing is groen en er zijn hier en daar nog wat bloemen. Madeira is een bloemeneiland, maar dan wel in de lente. Door de varens, eucalyptusbomen en allerlei soorten struiken is het wandelen aangenaam. En de levada’s en tunneltjes zijn spectaculair, zelfs mijn koplamp kwam zeer goed van pas!

De volgende wandeling gaat in de mist, regen en soms met een zonnetje van het hotel, over een bergpas (1350m) naar Curral das Freiras. En daar proef ik de poncho. Het lokale likeurtje, yammie! We dalen af naar Funchal, de hoofdstad van Madeira en een heerlijk stadje om in te (ver)dwalen. De farmers’market, het oude fort, het leuke-deuren-straatje (Rua de Santa Maria), het lekkere eten bij de haven. Dit is vakantie. Tijdens het bezoek aan de botanische tuin regent het zo hard, dat dat letterlijk in het water valt. We wandelen naar een theehuis van een stel Engelsen en nemen de bus terug naar Funchal. Daar schijnt de zon.

We verplaatsen ons naar het noordoosten. In het leuke dorpje Santana strijken we neer voor de laatste nachten. Hier staan een aantal van die schattige historische witte puntdakhuisjes (Casa de Colmo). We kunnen er een van een ouder echtpaar bezoeken. Het is klein, superklein, net een tiny house.
Van hieruit rijden we naar de Pico de Areiro, een van de hoogste toppen van Madeira (1800m). Van daar voert een spectaculair pad over de graat, door tunnels, langs mooie uitzichtpunten, onder verbrande bomen door naar de Pico Ruvio. Dit is de hoogste top van Madeira (1862m) en biedt wederom ongelooflijk mooie vergezichten. En soms ook niet, want de wolken en mist drijven bij tijd en wijle binnen om het zicht tijdelijk te verdoezelen. Er is hier zelfs een berghut waar we ons kunnen opwarmen.

We maken nog een prachtige wandeling vanuit Machico langs de steile noordkust. Het is er enorm ruig, het waait behoorlijk en de uitzichten zijn super mooi. De wandeling eindigt in het dorp Porto da Cruz, alwaar een bad genomen kan worden in een zwembad dat bovenop de klifkust ligt. Door de hoge golven komt er steeds vers water in het bad.
De laatste dag is een natte. Het regent pijpenstelen. Regenpak gaat aan, de bergschoenen worden vastgesnoerd. We gaan naar São Lourenço. Dit is het vulkanische schiereiland. Nou ja, het hele eiland is vulkanisch, maar hier groeit niets en is de geologische historie het beste te bewonderen. De kleuren en grilligheid zijn geweldig, het pad is modderig en na een tijdje zit er zo’n dikke plakkaat onder mijn schoenen, dat lopen heel zwaar wordt. Bij het restaurant hopen we iets warms te kunnen drinken, maar helaas is die gesloten. Dan maar onverrichterzake terug naar de bus.

Madeira is een prachtig eiland en biedt ongelooflijk mooie wandelmogelijkheden. Het eten is goed, de Poncho is beter en de mensen zijn gezellig. Maderia obrigado e quem sabe, até breve!