If I ever seen magic, it has been in Afrika – John Hemingway
Tanzania
Eerste stop is Mbeya en de Ngozi Crater. Althans, dat dachten we. We huren een gids, rijden naar een plekje langs de weg om van daar naar de krater te lopen. Onze gids wordt door locals verbaal aangevallen en (naar hij later vertelt) behekst. We wandelen uren en merken, dat we in rondjes lopen. Onze gids krijgt het steeds zwaarder en zegt dat hij een hartaanval heeft. Wij denken meer een paniekaanval vanwege de vloek. Uiteindelijk weten we zelf het bos te verlaten en bij de weg weer een minibus aan te houden om terug te gaan naar de stad. Als dan ’s avonds ook nog de kip in het restaurant verbrandt en we alleen rijst eten, besluiten we toch maar zo snel mogelijk verder te reizen. We rijden in één ruk naar Dar es Salaam. Hoewel, we hebben wel nog even een lekke band, maar dat is verder niets nieuws gezien de staat waarin vele bussen verkeren.
In Dar es Salaam ontdekken we dat er veel invloeden vanuit India zijn. Veel Indiërs, maar vooral ook veel (heerlijk) Indiaas eten. Dit is geen straf. De enorme hoge luchtvochtigheid echter wel. Het is 24 uur per dag zweten, tijd om weer op pad te gaan. We boeken een 9-daagse safari naar Ngorongoro, Serengetti en Ol Doinyo Lengai. Hiervoor ga je naar Afrika toch? Om wilde dieren te zien.
Onderweg naar Ngorogoro stoppen we bij een markt. Dit is Masai gebied en dus zien we veel handel in vee door mannen met prachtige geweven rode en blauwe doeken. Het is een trots volk. We kamperen bovenop de rand van de enorme Ngorongoro krater. De mannen met enorme geweren vertellen, dat die puur voor de veiligheid zijn. Er lopen nog wel eens olifanten door het kamp…
De volgende dag maken we een fantastische game-drive door de circa 20km brede krater. En wat een dieren. Zebra, gnoe, krokodil, buffels, hippo, jackal, echt van alles loopt hier rond. En wat te denken van leeuwen. Wat een machtig gezicht. De enige die hier niet voorkomen is de giraffe. Die kunnen de steile afdaling niet maken en wonen dus vooral buiten de krater.
De daaropvolgende dagen zijn we in de Serengetti. We kamperen ergens in het midden op een stukje terrein met een stenen hutje waar je kunt plassen. Er is geen stromend water, en ook geen hek. We zetten de tenten op en maken dagelijks meerdere game-drives. De eerste nacht hoor ik een kudde impala’s of iets dergelijks door het kamp heen rennen, de tweede nacht hoor ik echt heel duidelijk een grommende leeuw. De volgende ochtend blijken er 8 leeuwinnen en 7 welpjes binnen 500m van onze tent te bivakkeren. Wauw! Ik word zowat aangevallen door een baviaan die echt alleen maar even het brood wilde jatten dat naast mij lag. Ik schrik me wild, vooral van die enorme tanden!
Het is eind november, dus de gnoe’s zitten vooral in Masai Mara. Ondanks dat blijft het echt enorm indrukwekkend. En we kunnen de big 5 afvinken, hoewel de cheetah nog lastig spotten was!



We vervolgen onze safari in de richting van Lake Natron, alwaar we bij het lokale stamhoofd op de thee met geroosterde geitenstukjes gaan. Niet echt mijn ding, maar het hoort erbij als je op het land van deze meneer wilt kunnen kamperen. Vlakbij de tent is een riviertje met een prachtige waterval waar we na 5 dagen eindelijk even kunnen badderen. Heerlijk!
De laatste stop op deze safari is Ol Doinyo Lengai, een van de meest actieve vulkanen van Afrika. Het is de berg van God volgens de Masai en wij gaan hem beklimmen (2960m). Midden in de nacht vertrekken we om bovenop de zonsopgang te kunnen zien… nou, dat lukte ons in ieder geval niet. Er is geen pad naar boven en iedereen stap in de as/zand was weer een halve stap terugglijden. Uiteindelijk komen we na uren ploeteren boven en zien echt werkelijk een fantastisch schouwspel. De krater is gevuld met purschuim met kegeltjes erop. Tenminste, daar lijkt de gestolde lava op. Het is nog warm, hoewel je er wel op kunt lopen. We maken een rondje, horen gerommel, rennen naar de rand en zien dat uit een van de kegeltjes modder geslingerd wordt. Dit is wel het begin van mijn vulkanen-passie moet ik eerlijk toegeven.
De weg naar beneden is doodeng en totaal oververmoeid staan we na de lunch weer bij de tent. We hadden te weinig eten en drinken bij ons en toch was het een geweldig avontuur.
Via Arusha, waar we uiteindelijk besluiten Kilimanjaro niet te beklimmen, reizen we door naar de Usambara Montains. Een prachtig, bosrijk gebied waar we heerlijk bijkomen van de safari, een aantal mooie wandelingen maken en bij lokals gaan eten. En dan rest ons nog maar 1 week. Wat te doen? Nou, daar hoefden we niet over na te denken. Zanzibar!
We varen naar dit prachtige, kruidige eiland. Wat een ervaring. Stone Town is echt een super leuke stad, met prachtige houtsnijwerk deuren, heerlijk eten en om eerlijk te zijn een zeer trieste geschiedenis van slavernij.
We maken een spice-tour. Met een busjes rijden we langs allerlei plantages en zien we hoe alle kruiden die we thuis in een potje hebben zitten nou eigenlijk groeit. We mogen alles proeven en lunchen met een rijstprutje waar werkelijk waar zo’n beetje alles in verwerkt is wat we hebben zien groeien. En toch was het lekker. We maken een dolfijnensafari, gaan een dag duiken en besluiten dan nog een paar dagen naar Jambiani beach te gaan. Dat deel van het eiland is eigenlijk nog heel primitief. Zandwegen, vissers die in een dhow de zee op gaan en zeewierplantages. En heerlijk eten, een prachtig hutje op het strand, onze privé Masai bewaker die dagelijks een kokosnootje uit de boom wipt voor ons. Wat een enorm mooie reis hebben wij gemaakt en wat eindigt deze sprookjesachtig.